Inleiding
We streven naar een optimale financiering van de gemeentelijke inkomsten en uitgaven (op korte en lange termijn) in kasstromen. Dit noemen we de treasuryfunctie. Om deze treasuryfunctie goed uit te voeren, kijken we naar de meerjarige liquiditeitsontwikkeling van de gemeente en de renteontwikkelingen op de geld- en kapitaalmarkt in Nederland.
Beleidskader / algemene uitgangspunten
De treasuryfunctie voeren wij uit binnen de kaders van het BBV (Besluit Begroting en Verantwoording),
de Wet FIDO (Wet Financiering Decentrale Overheden), de Wet HOF (Wet Houdbare Overheidsfinanciën) en binnen de vastgestelde gemeentelijke kaders: het Treasurystatuut (2016) en de Verordening voor het
Financieel Beleid en Beheer (2023).
Onze behoefte aan liquide middelen (financieringsbehoefte) bepalen we grotendeels op basis van totaalfinanciering. Een belangrijk onderdeel daarvan is de financiering van investeringen welke op korte en lange termijn plaatsvinden. Deze investeringen financieren we conform de wettelijke kaders. We beperken ons tot de publieke taak en hanteren daarbij de volgende doelstellingen:
- er is voldoende financiering op de korte en lange termijn; zodoende kunnen we te allen tijde aan onze betaalverplichtingen voldoen;
- de risico’s die aan de financiële transacties verbonden zijn, beheersen we; het betreft het renterisico, het koersrisico en het debiteuren-/crediteurenrisico op geldleningen.
- de rentelasten van de leningen beperken we zoveel mogelijk;
- de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities beperken we zoveel mogelijk.
Effectindicatoren financiering
Financiering / dekking
We maken onderscheid tussen financiering en dekking. In deze paragraaf hebben we het over de financiering. Bij financiering gaat het om de vraag hoe we aan onze financiële en liquide middelen (de betaalmiddelen) komen (bijv. door verkoop van gronden of door aangaan van geldleningen). Bij dekking gaat het om de vraag hoe we de baten kunnen aanwenden om de begroting sluitend te maken en te houden (bijv. opbrengst uitkering gemeentefonds en belastingopbrengsten ter dekking van afschrijvingslasten).
De uitvoering van het financieringsbeleid vindt plaats binnen de kaders zoals gesteld in de Wet FIDO en de Wet HOF . Om vooral de financieringsrisico’s te beperken staan in de Wet FIDO twee instrumenten: de renterisiconorm en de kasgeldlimiet. In de Wet HOF zijn de bepalingen opgenomen die betrekking hebben op het uitzetten van overtollige financieringsmiddelen bij de Schatkist (Rijk), het zogenaamde schatkistbankieren. Deze vormen tezamen met het Treasurystatuut en de Verordening voor het Financieel Beleid en Beheer, de kaders voor ons treasury beleid.
Naleving Wet financiering decentrale overheden ( Wet FIDO )
De Wet FIDO bepaalt dat het aangaan van leningen, het uitzetten van middelen of het verlenen van garanties alleen mag voor de publieke taak. Enige uitzondering hierop is het uitzetten van overtollige middelen. Deze uitzettingen dienen dan een prudent karakter te hebben en niet gericht te zijn op het genereren van inkomsten door het lopen van overmatig risico. Zo is het bijvoorbeeld verboden om aandelen of crypto currencies te kopen/te verkopen, dan wel te bankieren. Daarnaast bepaalt de Wet FIDO dat de gemiddelde netto vlottende schuld per kwartaal niet de kasgeldlimiet overschrijdt (bepaald in de Uitvoeringsregeling Financiering Decentrale Overheden) en dat het renterisico op de vaste schuld van de gemeente de renterisiconorm (bepaald in dezelfde uitvoeringsregeling), niet overschrijdt. Wij hebben de bepalingen in de Wet FIDO nageleefd en hiermee rechtmatig gehandeld, zowel financieel als niet financieel.
Methodiek rente-toerekening
Ter vergroting van de transparantie van het begroting- en verantwoordingsproces wordt in deze paragraaf inzicht gegeven in de berekening van de rentelasten, het renteresultaat, de wijze waarop de rente aan onder andere de investeringen en grondexploitaties wordt toegerekend en de totstandkoming van de financieringsbehoefte.
Tabel: PFI.01 Effectindicatoren financiering
| BEGROTING 2024 | BEGROTING 2025 | RAMING 2026 | RAMING 2027 | RAMING 2028 |
---|---|---|---|---|---|
Rente risiconorm *1 | 136.650 | 146.380 | 144.323 | 135.815 | 135.369 |
Kasgeldlimiet *1 | 58.076 | 62.212 | 61.337 | 57.721 | 57.532 |
Schatkistbankieren drempel *2 (<) | 10.367 | 10.464 | 10.443 | 10.358 | 10.354 |
*1) bron: Wet FIDO; 2) bron: Wet HOF |
|
|
|
|
Renterisiconorm
De wettelijke renterisiconorm bepaalt dat jaarlijks maximaal 20% van het begrotingstotaal onderhevig mag zijn aan renteherziening en herfinanciering. Hiermee is een maximum gesteld aan het renterisico op de langlopende leningenportefeuille. Van renteherziening is sprake als in de leningsovereenkomst is bepaald dat de rente gedurende de looptijd in een bepaald jaar zal worden aangepast.
Herfinanciering is het aangaan van een nieuwe lening om de oude af te lossen. De renterisiconorm beperkt dus de aflossingen op de bestaande leningenportefeuille. Op een begrotingstotaal in 2025 van € 732 miljoen bedraagt de rente risiconorm voor onze gemeente € 146,4 miljoen (20%). In 2025 vindt voor ruim € 23,7 miljoen aan aflossingen van bestaande leningen plaats. Er is derhalve nog ruimte voor herfinanciering op reeds bestaande aangetrokken langlopende leningen voor € 122,7 miljoen.
Tabel: PFI.02 Verwacht renterisico
| BEGROTING 2024 | BEGROTING 2025 | RAMING 2026 | RAMING 2027 | RAMING 2028 |
---|---|---|---|---|---|
1. Omvang begroting | 683.252 | 731.902 | 721.615 | 679.073 | 676.844 |
2. Renterisiconorm 20% (van 1) | 136.650 | 146.380 | 144.323 | 135.815 | 135.369 |
3. Aflossingen en renteherzieningen (netto) | 23.692 | 23.692 | 16.358 | 15.608 | 14.608 |
4. Ruimte onder de risiconorm | 112.958 | 122.688 | 127.965 | 120.207 | 120.761 |
5. In % begroting | 3,47% | 3,24% | 2,27% | 2,30% | 2,16% |
Kasgeldlimiet
De kasgeldlimiet is in de Wet FIDO opgenomen om de directe gevolgen van een snelle rentestijging te beperken. De kasgeldlimiet bepaalt dat gemeenten hun financieringsbehoefte voor slechts een beperkt bedrag met kort geld (looptijd < 1 jaar) mogen financieren. Hierdoor worden de renterisico’s op korte termijn beperkt. De norm is in de wet gesteld op 8,5% van het begrotingstotaal aan lasten (exclusief de stortingen in de reserves). Voor Amersfoort bedraagt de limiet in 2025 € 62,2 miljoen. Over het algemeen benutten we de kasgeldlimiet optimaal, vanuit de gedachte dat rente van kortlopend geld (bijv. daggeld en kasgeld) momenteel vrijwel altijd lager is dan van langlopende leningen.
Tabel: PFI.03 Berekende kasgeldlimiet
| BEGROTING 2024 | BEGROTING 2025 | RAMING 2026 | RAMING 2027 | RAMING 2028 |
---|---|---|---|---|---|
1. Omvang begroting | 683.252 | 731.902 | 721.615 | 679.073 | 676.844 |
2. Kasgeldlimiet 8,5 % van 1 | 58.076 | 62.212 | 61.337 | 57.721 | 57.532 |
Koersrisico
Het koersrisico hangt sterk samen met het renterisico en heeft betrekking op (tussentijdse) koersdalingen van verhandelbare schuldtitels. Wij zijn niet in het bezit van deze schuldtitels en dus is het koersrisico niet aanwezig.
Debiteuren-/crediteurenrisico op Geldleningen
Onder debiteurenrisico wordt verstaan het risico dat uitgezette geldleningen niet worden terugontvangen van marktpartijen. Wij beleggen onze overtollige geldmiddelen alleen bij de Schatkist. Daarom speelt dit risico hier niet.
Onder crediteurenrisico verstaan we het risico dat voor opgenomen geldleningen bij niet tijdige aflossing een boete verschuldigd is . Wij betalen altijd onze rente en aflossing, dit risico is dus minimaal.
Schatkistbankieren
De Wet HOF verplicht de lagere overheden alle geldelijke overschotten bij het Ministerie van Financiën te beleggen, om zo het overheidstekort binnen de grenzen van de Europese doelstellingen te brengen en te houden. De wet biedt, onder bepaalde voorwaarden, (lagere) overheden de mogelijkheid elkaar leningen te verstrekken. Dit kan voor beide partijen leiden tot gunstige rentecondities. Deze mogelijkheid wegen we af bij het aantrekken van langlopende geldleningen. Uit oogpunt van doelmatigheid is in de Wet HOF een drempelbedrag opgenomen. Hiermee mag een bepaald bedrag buiten de Schatkist worden gehouden.
De drempel van het Schatkistbankieren ( SKB ) is als volgt:
- Een begrotingstotaal tot € 500 miljoen: de drempel is verhoogd naar 2% van het begrotingstotaal met een minimum van € 1 miljoen.
- Een begrotingstotaal > 500 miljoen: de drempel bedraagt € 10 miljoen plus 0,2% van het deel van het begrotingstotaal > € 500 miljoen.
Voor Amersfoort geldt voor Begroting 2025 een drempelbedrag voor schatkistbankieren
van € 10,4 miljoen.
De gemeente Amersfoort heeft automatische saldoregulatie met de Schatkist ingeregeld met een drempelbedrag van € 300.000.
Dit omdat de uitgezette geldmiddelen bij de Schatkist meer rentebaten genereren dan op de
rekening-courant, zodoende is het niet voordelig om het hogere drempelbedrag van € 10,4 miljoen te gebruiken.
In 2025 verwachten we een van overtollige middelen bedrag van € 133 miljoen bij de Schatkist.
Tabel: PFI.04 Berekende drempel schatkistbankieren
| BEGROTING 2024 | BEGROTING 2025 | RAMING 2026 | RAMING 2027 | RAMING 2028 |
---|---|---|---|---|---|
1. Omvang begroting | 683.252 | 731.902 | 721.615 | 679.073 | 676.844 |
2. drempel € 10 miljoen + 0,2% van restant van het deel > € 500 miljoen | 10.367 | 10.464 | 10.443 | 10.358 | 10.354 |
Rentevisie
Generiek
De ECB (Europese Centrale Bank) zet rente in als instrument om de inflatie op een acceptabel niveau te houden om economische groei te bewerkstelligen. Dit beleid is van invloed op de korte en lange termijn rentetarieven voor de gemeente Amersfoort.
Specifiek
De ECB heeft sinds 2022 stelselmatig de rente verhoogd om inflatie te beperken tot eindelijk 4% (voorjaar 2024). Ondanks van het streven van de ECB naar een inflatie van 2% (juni 2024; 2,6%) heeft de ECB in juni 2024 de rente verlaagd naar 3,75%. D e economische vooruitzichten voor de eurozone lijkt te verslechteren en is daarmee voor de ECB een extra reden om de rente verder te verlagen.
We houden er de aankomende jaren rekening mee dat de rente voor de geldmarkt hoger ligt dan de kapitaalmarkt. De markt prijst de rente op kort geld momenteel hoger dan op lang geld; dit door de verwachting van een rentedaling op (middel)lange termijn vanwege het onder controle krijgen van de inflatie (daling).
In de financieringsbehoefte houden we hier rekening mee. Het is echter onzeker of deze verwachting uit gaat komen.
Voor onze financieringsbehoefte voor de jaren 2025-2028 gaan wij uit van de rentepercentages zoals opgenomen in tabel PFI.05.
Tabel: PFI.05 Toegepaste percentages financieringsbehoefte
| BEGROTING 2024 | BEGROTING 2025 | RAMING 2026 | RAMING 2027 | RAMING 2028 |
---|---|---|---|---|---|
Geldmarkt rente | 4,00% | 3,65% | 3,25% | 3,00% | 2,75% |
Kapitaalmarkt rente | 3,00% | 3,15% | 2,75% | 2,75% | 2,75% |
Financieringsbehoefte
Om de financieringsbehoefte zo goed mogelijk te kunnen bepalen (wat verplicht is op grond van het BBV ) is, op basis van ervaringsgegevens, uitgegaan van het gegeven dat niet alle geplande nieuwe investeringen worden gerealiseerd conform initiële planning en dat niet alle geplande mutaties in de reserves daadwerkelijk plaatsvinden.
Afwijkingen op de uitgaven van de geplande investeringen en op de reserves en voorzieningen zullen, evenals de ontwikkeling van de rente, effect hebben op de berekende financieringsbehoefte.
Tabel: PFI.06 Berekende financieringsbehoefte 2025-2028
Finanancieringsbehoefte | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 |
---|---|---|---|---|
Geraamde stand Financieringsbehoefte per 1/1 |
|
| -25.000 | -46.000 |
Geraamde stand Financieringsoverschot per 1/1 | 133.000 | 32.000 |
|
|
1. Investeringsuitgaven (mutaties) | -160.929 | -99.822 | -50.905 | -20.299 |
Lopende financieringsmiddelen |
|
|
|
|
2. Mutaties Interne Financieringsmiddelen (eigen vermogen en voorzieningen) | 9.935 | 22.579 | 30.567 | 30.782 |
3. Mutaties Externe Financieringsmiddelen (vaste geldleningen en belegde middelen) | -22.601 | -15.213 | -14.186 | -13.215 |
4. Mutaties netto werkkapitaal | 73.468 | 35.551 | 13.379 | -7.545 |
Financieringsbehoefte (1-/-4) | -100.127 | -56.905 | -21.145 | -10.277 |
Geraamde stand Financieringsbehoefte;overschot 31/12 | 32.873 | -24.905 | -46.145 | -56.277 |
Toelichting rente- lasten/baten
Onderstaande tabel geeft een weergave van de geraamde rentelasten en baten over de financieringsbehoefte 2025-2028.
Geraamde rente over financieringsbehoefte | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 |
---|---|---|---|---|
Totaal rentelasten | - | - | 1.065 | 1.265 |
Totaal rentebaten | 2.888 | 105 | - | - |
Saldo rente- lasten/baten | 2.888 | 105 | 1.065 | 1.265 |
Toerekening rente en renteresultaat
In deze paragraaf dient inzicht te worden gegeven in de berekening van de rentelasten, de wijze waarop de rente wordt toegerekend aan de taakvelden en het renteresultaat. In onderstaand overzicht wordt dit zichtbaar gemaakt.
In december 2023 heeft de commissie BBV de Notitie Rente geactualiseerd. De belangrijkste wijziging betreft een aanpassing in de toerekening van de rentelasten aan de grondexploitaties. Met ingang van 2025 wordt voor grondexploitaties geen aparte rente calculatie meer opgesteld. Het BBV heeft de rentetoerekening opgenomen in de reguliere omslagrente.
Het rente - omslagpercentage is voor de (meerjaren)raming 2025 bepaald op 0,25% en van 2026 tot en met 2028 bepaald op 0,5 %.
Tabel: PFI.08 Renteschema
RENTESCHEMA | BEGROTING 2025 | RAMING 2026 | RAMING 2027 | RAMING 2028 |
---|---|---|---|---|
Externe rentelasten korte en lange financiering | 4.988 | 4.380 | 4.927 | 4.654 |
Externe rentebaten | -3.370 | -562 | -426 | -396 |
Door te rekenen rente | 1.618 | 3.818 | 4.500 | 4.258 |
De rente die aan de facilitaire grondexploitaties (kostenverhaal) moet worden doorberekend | 0 | 0 | 0 | 0 |
Rente van projectfinanciering die aan het taakveld moet worden toegerekend | 0 | 0 | 0 | 0 |
Saldo door te rekenen rente | 1.618 | 3.818 | 4.500 | 4.258 |
Rente eigen vermogen | 0 | 0 | 0 | 0 |
Rente voorzieningen | 0 | 0 | 0 | 0 |
Totaal aan taakvelden toe te rekenen rente | 1.618 | 3.818 | 4.500 | 4.258 |
De aan taakvelden toegerekende rente (renteomslag) | 1.677 | 3.839 | 4.060 | 4.258 |
Verwacht Renteresultaat op het taakveld Treasury | 58 | 21 | -440 | -1 |
RENTEPERCENTAGE AAN TAAKVELDEN TOEGEREKENDE RENTE | 0,25% | 0,50% | 0,50% | 0,50% |
Verloop opgenomen geldleningen
Tabel: PFI.09 Verloop opgenomen geldleningen
| 31-12-2023 | 31-12-2024 | 31-12-2025 |
---|---|---|---|
Totaal | 264.746 | 241.055 | 217.363 |
Verloop uitgezette geldleningen
Tabel: PFI.10 Verloop uitgezette geldleningen
| 31-12-2023 | 31-12-2024 | 31-12-2025 |
---|---|---|---|
Totaal | 13.370 | 14.416 | 15.462 |
Tabel: PFI.1.11 Verloop uitgezette geldleningen (ambtenarenhypotheken)
| 31-12-2023 | 31-12-2024 | 31-12-2025 |
---|---|---|---|
Totaal | 23.751 | 23.204 | 22.919 |
EMU-saldo
De Europese afspraken (Economische en Monetaire Unie) die in de wet HOF zijn vastgelegd, gaan over de reductie van het begrotingstekort en de staatsschuld. Het Rijk en de mede-overheden leveren een gelijkwaardige inspanning hiervoor. De norm voor decentrale overheden is bepaald op een macro
EMU-norm van 0,5 % van het BBP (Bruto Binnenlands Product) voor de periode van 2024 tot en met 2026. Om de afzonderlijke provincies en gemeenten tijdig een beeld te geven wat dit voor hen betekent, publiceert het Ministerie BZK in lijn met de Wet Hof individuele EMU-referentiewaarden.
De individuele referentiewaarde voor de Gemeente Amersfoort is op basis van het begrotingstotaal 2025 bepaald op € 36,9 miljoen (bron: Ministerie BZK Gemeentefonds circulaires). Een individuele EMU- referentiewaarde betreft geen norm, maar een indicatie van het aandeel dat een provincie of gemeente in de gezamenlijke tekortnorm heeft.
Tabel: PFI.12 Berekening EMU-saldo
(x € mln.)
| 2024 REALISATIE T/M SEPT, AANGEVULD MET RAMING RESTERENDE PERIODE | BEGROTING 2025 | RAMING 2026 | RAMING 2027 | RAMING 2028 | |
---|---|---|---|---|---|---|
+01 | Exploitatiesaldo vóór storting c.q. onttrekking reserves | -22,9 | -19,3 | -17,0 | -16,3 | -18,9 |
-02 | Mutatie (im)materiële vaste activa | 58,3 | 137,0 | 72,7 | 20,1 | -12,2 |
+03 | Mutatie voorzieningen | -3,0 | -5,9 | -2,1 | 2,1 | 1,7 |
-04 | Mutatie voorraden (incl. bouwgronden in exploitatie) | -4,8 | -12,1 | 7,2 | 11,0 | -1,8 |
+05 | Verwachte boekwinst bij verkoop effecten en verwachte boekwinst bij verkoop (im)materiële vaste activa | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 |
TOTAAL | -79,2 | -150,1 | -99,1 | -45,2 | -3,2 |